De uitdaging: het beklimmen van de imposante bergreus Manaslu (8163 m, Nepal)
door Menno Boermans, Miriam Knepper, Katja Staartjes, Niels van Veen en Henk Wesselius.
Door: Katja
14 mei, 19 uur. Eindelijk. Expeditieleider Thomas van het Duitse team aan de portofoon: “We did it, we made the summit with five people in fantastic weather, no wind at all”… We zitten als aan de grond genageld in onze eettent en worden heen en weer geslingerd door tegengestelde gevoelens. Wat een geweldig nieuws voor hen. Maar ook: even slikken voor ons. Waren Henk, Lakpa en ik maar boven gebleven, dan hadden we vandaag zeker ook een kans gemaakt. Ik voel me een beetje een sukkel. Verkeerde beslissing genomen. “Nee, onzin” vinden de anderen. “Er kwam duidelijk slecht weer aan, dat heeft iedereen gezien. En er was behoorlijk wat sneeuw voorspeld voor de 13e ’s middags en de 14e. Voor hetzelfde geld was het weer wél heel slecht geworden en waren we niet meer beneden gekomen. We kennen allemaal het verhaal van de bekende klimmers Messner en Kammerlander, die op deze berg in heel slecht weer ieder twee klimmaten verloren.
Met de gegevens van 13 mei hebben wij wel degelijk de goede beslissing genomen. Dat de realiteit achteraf anders is, is het volgende. Maar achteraf is het altijd makkelijk praten.“
We praten met onze sherpa’s over het resultaat van de vijf succesvolle klimmers, afkomstig uit drie verschillende teams. Ze zijn blij voor hen, maar roepen ook defensief dat zij zelf niet meer omhoog willen. De zes overgebleven teams zullen allen vertrekken, en dan zijn er te weinig mensen op de berg over. Ik breng te berde dat Carlo, de Italiaan ook nog een tweede poging wil ondernemen. En er is ook nog een tweede Japans team. Daar zouden we de krachten mee kunnen bundelen. Volgens Lakpa zit dat er niet in: de expeditieleider van de Japanners is zojuist met verschijnselen van hersenoedeem vanuit kamp twee naar beneden geholpen door zijn teamgenoten. Menno gaat bij hem kijken en komt bevestigend terug. Tja, dat is een tegenvaller. Dan is wat overblijft wel zeer minimaal: Carlo, Niels, onze twee sherpa’s en ik. Als we Lakpa en Nuru al zover krijgen. Want eergisteren overleed een sherpa en ik weet, dat als er een collega van hen omkomt op de berg, de expeditie ‘besmet’ is. Dan gaan ze het liefst niet meer naar boven.
Die nacht lig ik te woelen in mijn slaapzak. Net als Henk naast mij, val ik maar niet in slaap. Een bekend verschijnsel nadat je boven de 7500 meter, de zone des doods, bent geweest. Maar vooral pieker ik over het feit dat we zijn afgedaald en we onze kansen op een vandaag behaalde top verspeeld hebben. Verder gaan alle scenario’s door mijn hoofd voor het vervolg. Miriam, Henk en Menno zijn akkoord met een nieuwe toppoging van Niels en mij. Dat we alles doen om de top te halen is prima, maar wat is verantwoord, vraag ik mezelf af? Vijf personen is net voldoende om het spoor opnieuw te maken, maar twee of drie niet. Want dat de oude sporen onder de verse of ingewaaide sneeuw zullen zitten is zeker. En los van de vaste touwen, zullen we in alpine stijl omhoog gaan, dus met overvolle rugzakken; elke keer ons tentje meenemen naar het volgende kamp. Hoe krijg ik de sherpa’s zover dat ze gemotiveerd een tweede toppoging starten? En wat te denken van de gevaren onderweg: met de dag komen er meer lawines naar beneden door de oplopende temperatuur en de vele sneeuwval. Verder wordt de gletsjer steeds gevaarlijker met vrijkomende spleten door smeltende sneeuw. En de tweede helft van mei geeft in oost-Nepal (het Everest-gebied) weliswaar vaak goed weer, maar dat ligt heel anders rond de Dhaulagiri, Annapurna en Manaslu. De statistieken leren dat de topbeklimmingen op Manaslu bijna allemaal vallen van eind april tot 15 mei.
Kortom: we willen graag tot het gaatje gaan, maar het moet niet ‘blind
doorgaan’ worden. We maken geen wandelingetje in het bos, het gaat om een
min of meer alpiene beklimming van een moeilijke achtduizender zonder
zuurstof door een heel klein team.
De volgende morgen bespreken we de situatie aan de ontbijttafel. Menno
suggereert om alles in het werk te stellen om mij alsnog op de top te
krijgen, eventueel samen met Carlo – volgens hem maakt dat de meeste kans -
en dat de rest van ons team dat doel zal dienen. Lakpa en Nuru komen binnen
en vragen over hoeveel dagen we weer omhoog willen gaan. Ik geef aan dat we
nog volop aan het brainstormen zijn en dat we binnen een uur een beslissing
nemen over het vervolg van de expeditie. Gebruik makend van het moment,
vragen we of we op hen kunnen rekenen bij een tweede toppoging. Het antwoord
van Lakpa is simpel: alleen als er andere teams omhoog gaan met andere
klimsherpa’s. Dan volgt een bijzonder emotioneel –maar tegelijkertijd ook
verhelderend - tafereel. Nuru gaat door zijn knieën temidden van ons allen
en kijkt me met tranen in zijn ogen aan: “Katja, I am so happy we are all
safe back. This mountain not easy. It is dangerous. Mrs Miriam two times in
big problems and we helped her. And one sherpa dead. So this is enough.
Sorry Katja, me not going up again”. Ook bij ons allen, en bij de koks Dawa
en Lobsang wellen tranen op. En daarmee is het besluit helder. Uiteraard
bijzonder teleurstellend, we gaan naar huis zonder top, maar ‘de berg van de
ziel’ is voor ons – met onze veiligheidsmarges in acht genomen - momenteel
onbeklimbaar.
In de ogen van het hele team hebben we een goede beslissing genomen. Maar de
afloop geeft ons wel een kater. Een gigantische als ik heel eerlijk ben, die
ook nog wel even zal duren. Maar hoe belangrijk is de top versus het proces?
Op de Everest haalde ik de top maar was het proces – de teamgeest en dus het
plezier met elkaar – waardeloos. Deze expeditie was het omgekeerde het
geval: we hadden het zeer goed met z’n vijven en vormden een bijzonder hecht
team. Het beklimmen van de Manaslu is de afgelopen weken ons levensdoel
geweest. Er bestond niets anders. Honderd procent ervoor gaan, dat is ook de
enige manier om het te halen. Dat is topsport. Heel graag had ik gewild dat
we als team op de top hadden gestaan. Maar goed, de top haal je alleen als
alles klopt. En dat was helaas niet het geval.
Het expeditieproces zelf was toch bijzonder. We kwamen naar Nepal voor het
beklimmen van de Shisha Pangma in Tibet. Maar zoals bekend kregen we daar
geen toestemming voor. In zeer korte tijd hebben we onze mindset en de hele
organisatie omgezet naar de hogere en moeilijker Manaslu. “Het is daarom
zeer verdienstelijk wat jullie hebben neergezet”, zegt Menno, die van zeer
dichtbij (en met kennis van expeditieklimmen) onze vorderingen heeft
gadegeslagen. Misschien moet ik ons resultaat dan ook koesteren. Want laten
we wel wezen: Miriam en Niels hebben hun hoogterecord met 7500 meter dik
verbeterd, nooit kwam een Nederlander hoger dan 7700 meter op Manaslu en
voor mijzelf was het voor de eerste keer leiden van een meerkoppig
Nederlands expeditieteam een mooie en leerzame ervaring. En gezien de vele
personen die hoogteziek, met bevriezingen of met sneeuwblindheid van de berg
zijn teruggekeerd, moeten we blij zijn dat wij alle vijf gezond en wel
zaterdag aan de terugtocht naar de bewoonde wereld kunnen beginnen. Met
opgeheven hoofd gaan we op naar de zon, op naar de warmte en op naar het
groene gras!