Sponsors en Partners van deze expeditie Nolet Distillery

Eerdere berichten

17 april: Tocht naar het basiskamp: een expeditie op zich

Tocht naar het basiskamp: een expeditie op zich

Door: Menno

Altijd een spannend moment: als je voor het eerst oog in oog staat met de berg die je wilt beklimmen. Vanmorgen zagen we de Manaslu in al haar pracht liggen. Nog ‘slechts’ vijf kilometer scheidden ons van de top. De zon bescheen de spitse punt, wind blies verse sneeuw in grote vanen door de lucht. Wat een reus! Daarna klommen we gestaag verder omhoog. Na vijf dagen volbrachten we de tocht richting basiskamp, wat een expeditie op zich was. Elke meter, horizontaal en vertikaal, is hard bevochten.


Het oorspronkelijke plan was om samen met de bagage (2000 kilo in totaal) per helikopter vanuit Kathmandu naar Samagaon te vliegen, een dorpje op een dag lopen van het basiskamp. Het ministerie van luchtvaart gooide echter een dag voor vertrek roet in het eten. Er werd voor de Nepalese heli-piloten een verbod afgekondigd om buitenlanders door het luchtruim te vervoeren. Dit met het oog op de nog steeds onstabiele situatie in Tibet. Opstandige Tibetanen zouden per heli naar de grens kunnen vliegen om in Tibet actie te voeren. Dat wij Nederlandse bergbeklimmers zijn, die momenteel alleen oog hebben voor de Manaslu, veranderde de zaak niet. Twee dagen lang is er in Kathmandu overlegd, gepiekerd en gepeinsd, maar de Nepalese overheid was onverbiddelijk: geen buitenlanders in de lucht in het grensgebied. Balen!!! Daar ging onze strakke planning. Er zat maar een ding op: lopen naar basiskamp, maar gelukkig wel via de ‘korte’ route. Onze hoogtestage in het Everest gebied kwam nu goed van pas. Omdat we goed geacclimatiseerd zijn, konden we ervoor kiezen om via een 5100 meter hoge pas het dal waar de Manaslu ligt te bereiken. Met een jeep ging het eerst van Kathmandu zo ver als mogelijk naar het Manaslu-gebied. Onderweg ondervonden we de nodige oponthoud doordat een jeep voor ons het ravijn was ingereden. Of het door het aanzien van het autowrak was, weten we niet, maar onze jeep-chauffeur was daarna bang aangeslagen. Keer op keer stopte hij en meldde dat we bij het eindpunt waren. Een blik op de kaart leerde echter dat we er nog lang niet waren. Uiteindelijk reed hij steeds weer iets verder en in het donker bereikten we -zonder brokken- het dorpje Bhulbhule. De vier dagen erna maakten we lange dagmarsen van 6 tot 11 uur waarbij we ruim vierduizend hoogtemeters overwonnen (als je al het stijgen en dalen bij elkaar optelt komen we zelfs met gemak aan de zesduizend hoogtemeters.) Van Bhulbhule ging het naar Karche, en via Bimtang en de Larkya la pas bereikten we Samdo. Overnachten deden we in kleine hutjes, en de inwoners kookten op houtvuur voor ons simpele maar overheerlijke maaltijden. Een fantastische ervaring! Hier in het Manaslu-gebied heeft het toerisme nog nauwelijks voet aan de grond gekregen. De paden waarover we lopen zijn nog smal en de mensen authentiek vriendelijk. Een “Namaste!” van een kind is een welgemeende begroeting, in plaats van een bedel om snoep of geld.

Minder vriendelijk helaas, was de ontvangst van een beambte bij een houten gebouwtje in het dorpje Dharapani. We hadden bij nader inzien gewoon door moeten lopen, maar zo netjes als we zijn meldden we ons bij de “checkpost”, zoals er op de gevel geschilderd stond. Trekkers die het Annapurna- of Manaslu-gebied in gaan, worden hier geregistreerd. Wij lieten onze (duur betaalde) permit zien voor het beklimmen van de Manaslu, in de veronderstelling dat die ook toegang zou geven tot de wandelpaden die naar de berg leiden. Niet dus! We wilden lopend een “restricted area” in, en daarvoor hadden we weer een andere vergunning nodig. Kosten: 150 dollar per persoon en nog lekkerder: alleen te regelen bij de immigratiedienst in Kathmandu… Het hele verhaal van de oorspronkelijke expeditie naar de Shishapangma, de overhaaste draai naar Manaslu, de misère met de gecancelde heli-vlucht en het tekort aan klimtijd waar we nu langzamerhand mee te maken krijgen, werd rustig aangehoord door de ambtenaar maar toch schudde hij nee. Hij was onverbiddelijk: alleen als hij de permit voor de “restricted area” onder ogen kreeg, mochten we verder. Katja belde met onze agent in Kathmandu, die direct naar het kantoor van de immigratiedienst ging. Helaas stond hij voor een gesloten deur. De ambtenaar bij de checkpost stelde voor dat we een dag wachtten, morgen zouden we dan misschien, heel misschien, verder kunnen. (Voor het geval we nog onderdak zochten: zijn vrouw runt een lodge naast de checkpost.) Katja belde ondertussen weer met onze agent, die op zijn beurt ook met allerlei heren belde. Ons geduld werd behoorlijk op de proef gesteld. Na vijf uur wachten op de stoep van de checkpost, waarbij we meerdere keren op het punt stonden om brutaal de benen te nemen, kwam er toch een oplossing boven tafel. Met drie paspoorten als onderpand mochten we het gebied in. In Kathmandu zouden ondertussen onze vergunningen geregeld worden en per koerier (lees mannetje die drie dagen loopt) naar de checkpost in Dharapani gebracht.

En zo konden we uiteindelijk te voet onze tocht richting het basiskamp voltooien. Gisteren gingen we de Larkya-la pas over (op de hielen gezeten door een fikse sneeuwstorm) en vanmorgen legden we in een winterwonderland de allerlaatste etappe af. Vanaf het dorpje Samdo klommen we in een gestaagd tempo omhoog, eerst over modderpaadjes, daarna over besneeuwd grasland, later door steile sneeuwgeulen en ten slotte over een lange sneeuwgraat tussen grote gletsjerbreuken door. In zes uur tijd legden we de 1400 hoogtemeters af richting basiskamp (4800 meter). In het begin baalden we behoorlijk van de gecancelde heli-vlucht, maar nu zijn we blij dat we de trekking hebben gemaakt. We hebben een mooie rondtrekkende beweging rond ‘onze’ berg gemaakt. Bovendien geeft het de beklimming van een achtduizender heel veel extra charme, als je start op 700 meter hoogte! Morgen en overmorgen houden we rust, en zondag wordt er een tocht gemaakt naar kamp 1. Maar nu eerst lekker de tenten inrichten -deze plek op de gletsjer is voor de komende vijf weken ons thuis- en genieten van een paar uit Nederland meegenomen heerlijkheden. Het openen van de expeditietonnen is altijd een spannend moment. Hebben de gedroogde worsten de lange reis goed doorstaan? En de Hollandse kaasjes, zijn die nog geel of inmiddels groen? Gelukkig troffen we de inhoud van alle persoonlijke tonnen en duffels precies aan zoals we het in Nederland anderhalve maand geleden hebben ingepakt. Iemand nog een stroopwafel?

Bekijk de foto's


Andere berichten


Meer nieuws